Voor de grote groep ondernemers in de inkomstenbelasting, zoals zzp'ers en vennoten in een vof, is de meest voelbare maatregel de verdere afbouw van de zelfstandigenaftrek. In 2026 wordt deze faciliteit gereduceerd tot € 1.200. Deze beleidskeuze is ingegeven door de wens om de fiscale ongelijkheid tussen zelfstandigen en werknemers te verkleinen. Het effect is echter dat uw belastbare winst toeneemt, wat een directe verhoging van de belastingdruk betekent. Hoewel de MKB-winstvrijstelling van 12,7% over de resterende winst een dempende werking heeft, compenseert deze de verlaging van de zelfstandigenaftrek niet volledig. Concreet betekent dit dat uw nettoresultaat onder druk komt te staan. Het is daarom zaak uw financiële projecties voor 2026 te herzien. De overheid stelt via kanalen als het Ondernemersplein uitgebreide documentatie beschikbaar, wat een essentieel startpunt vormt voor een gedegen analyse.
Voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA) en de BV blijven de tarieven in de vennootschapsbelasting stabiel, wat zorgt voor een voorspelbare basis. De fiscale focus verlegt zich echter naar de DGA als privépersoon en de wijze waarop waarde aan de vennootschap wordt onttrokken. De belasting op inkomen uit aanmerkelijk belang in box 2 blijft ongewijzigd, maar de overheid treedt harder op tegen specifieke fiscale constructies. De 'Wet excessief lenen' is hier een duidelijk voorbeeld van. Deze wet stelt een limiet van € 500.000 aan leningen van de eigen BV voor privédoeleinden, exclusief de eigenwoningschuld. Overschrijdt u deze grens, dan wordt het meerdere belast als een dividenduitkering. Deze maatregel dwingt DGA's tot een meer bewuste strategie voor winstbestemming: keert u winst uit als dividend en betaalt u direct belasting, of herinvesteert u de middelen in de groei van de onderneming? Het onbelast aanwenden van bedrijfswinsten voor privéconsumptie wordt hiermee effectief aan banden gelegd.
Een verandering die alle ondernemers raakt, is de aanpassing van de belasting op privévermogen in box 3. De verlaging van het heffingsvrije vermogen naar € 51.396 in 2026 betekent dat een groter deel van uw spaargeld en beleggingen belast wordt. Dit verhoogt de effectieve belastingdruk op uw opgebouwde vermogensbuffer. Het huidige forfaitaire systeem, dat uitgaat van een verondersteld rendement, blijft voorlopig van kracht in aanloop naar een stelsel gebaseerd op werkelijk rendement. Voor ondernemers die winstreserves in privé aanhouden voor toekomstige investeringen of als financiële buffer, heeft deze maatregel directe gevolgen voor het nettorendement. Tegelijkertijd blijft de overheid duurzaamheid stimuleren via regelingen als de Energie-investeringsaftrek (EIA). Echter, ook hier vindt een aanscherping plaats door de introductie van een plafond, om te voorkomen dat de regeling oneigenlijk wordt benut door complexe constructies tussen meerdere entiteiten. Voor de precieze details en de parlementaire behandeling van deze voorstellen, biedt de website van de Rijksoverheid de meest actuele en betrouwbare informatie.
De fiscale koers voor 2026 is duidelijk: de overheid stuurt aan op een systeem waarin fiscale voordelen gerichter worden ingezet en constructies die als onwenselijk worden gezien, worden beperkt. Voor de IB-ondernemer leidt dit tot een hogere effectieve belastingdruk, terwijl de DGA gedwongen wordt tot een transparantere omgang met het vennootschapsvermogen. De generieke verzwaring van de vermogensbelasting raakt iedere ondernemer. Dit vereist een herziening van uw fiscale en financiële planning. Het is niet langer voldoende om reactief de aangifte in te vullen; een proactieve, strategische benadering is nodig. Analyseer de impact op uw liquiditeitspositie, heroverweeg de rechtsvorm van uw onderneming en optimaliseer uw vermogensstructuur binnen de nieuwe wettelijke kaders. Een dialoog met uw fiscaal adviseur is hierbij geen overbodige luxe, maar een investering in de financiële gezondheid van uw onderneming.
Terug